Een werkgever diende bij de kantonrechter een verzoek om ontbinding in van een arbeidsovereenkomst. De aanleiding voor het verzoek was dat de werknemer in korte tijd driemaal de interne richtlijnen niet had nageleefd. Na de eerste en de tweede overtreding was de werknemer schriftelijk gewaarschuwd. De kantonrechter vond niet van belang dat de werknemer de richtlijnen niet doelbewust had overtreden. Gezien zijn kennis en ervaring en de eerdere incidenten had de werknemer naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval onzorgvuldig gehandeld en was dat in voldoende mate verwijtbaar om de arbeidsovereenkomst niet te laten voortduren.

De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van de procedure. Omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever was er geen aanleiding om de werknemer een billijke vergoeding toe te kennen.

Wel had de werknemer recht op een transitievergoeding omdat van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer geen sprake was.