Activiteiten, die iemand verricht, kunnen een bron van inkomen vormen als redelijkerwijs kan worden verwacht dat daarmee voordeel zal worden behaald. Wanneer met de activiteiten negatieve resultaten worden behaald, zal degene die de activiteiten verricht moeten bewijzen dat er een voordeelsverwachting bestaat.

Naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden slaagde een kunstenaar er niet in om een voordeelsverwachting aannemelijk te maken. Zijn activiteiten bestonden uit de verkoop van originele kunstwerken en reproducties daarvan. Vanaf 2005 tot en met 2014 heeft de kunstenaar nooit een positief resultaat met zijn activiteiten behaald. Het hof betrok deze omstandigheid in de beoordeling van het bestaan van een objectieve voordeelsverwachting. De kunstenaarsactiviteiten vormden geen bron van inkomen, zodat de kunstenaar niet als ondernemer kon worden aangemerkt.